De brasem is een veelvoorkomende zoetwatervis in Europa en Azië. Het is een populaire vissoort onder sportvissers vanwege zijn grootte en uitdagende karakter. In Nederland is het een veelvoorkomende vissoort in zoete binnenwateren.
Algemeen | Uiterlijk | Leefgebied | Dieet | Gewoonten | Voortplanting | Vijanden
Algemeen
Wetenschappelijke naam | Abramis brama |
Familie | Cyprinidae (karperfamilie) |
Lengte | Tot 77 cm |
Gewicht | Tot 6 kg |
Voedsel | Algen, insectenlarven, kleine kreeftachtigen |
Leefgebied | Zoetwater, voornamelijk in stilstaand of langzaam stromend water |
Levensduur | Tot 25 jaar |
Voortplanting | Eitjes worden in ondiep water gelegd en bevrucht door mannetje |
Kenmerken | Zilverkleurige flanken, donkere rug en rode ogen |
Belang | Populaire vis om te vangen en voor consumptie |
Uiterlijk en lichaamsbouw
De brasem heeft een hoog en zijdelings afgeplat lichaam en kan tot meer dan 70 cm lang worden en meer dan 6 kilo wegen. In Nederland zul je zulke grote Brasems niet snel aantreffen, hier worden ze over het algemeen niet veel groter dan maximaal 60 cm. Ze hebben een donkere rug en zilverwitte buik en schubben bedekken hun hele lichaam. De rugvin is hoog en de borstvinnen zijn langwerpig. De brasem heeft een kleine bek en zijn lippen zijn naar beneden gericht.
Leefgebied
De brasem is een zoetwatervis die in bijna alle Europese wateren voorkomt. Ze worden vaak gevonden in stilstaande en langzaam stromende wateren zoals meren, vijvers, kanalen en rivieren in heel Europa en Azië, en worden gevangen voor zowel sport als om op te eten. In Nederland is deze vissoort vrijwel in elk watertype terug te vinden, met uitzondering van kleine ondiepe en heldere wateren.
Dieet
De brasem is een omnivoor en voedt zich met insecten, larven, weekdieren, kreeftachtigen, algen en plantaardig materiaal. Het dieet kan echter variëren afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel in hun leefgebied. Deze vis heeft een voorkeur voor voedsel dat op de bodem van het water ligt.
Leefgewoonten
Brasems zijn vaak te vinden in grote scholen, het liefst in stilstaand water met veel planten en kiezels op de bodem. Brasems voeden zich voornamelijk tijdens de ochtend- en avondschemering. Ze zijn actief in de zomer en minder actief in de winter. In de warmere maanden zoeken ze vaak naar ondiepere wateren om te broeden. Gedurende de winter houden ze een winterslaap in ondiep water.
Voortplanting
De paaitijd van brasems vindt meestal plaats in de lente, tussen april en juli, afhankelijk van de watertemperatuur. Mannetjes zwemmen vaak rond in cirkels om vrouwtjes aan te trekken. De vrouwtjes leggen tot 300.000 eieren op de waterbodem. Het mannetje bewaakt het nest en beschermt de eitjes tot ze uitkomen. De eieren komen uit na ongeveer 3-6 dagen, afhankelijk van de watertemperatuur.
Natuurlijke vijand
Brasems hebben te maken met een aantal natuurlijke vijanden, waaronder vogels, snoeken en meerval. Ook reigers en aalscholvers lusten graag een brasem.
De brasem is een populaire vis onder sportvissers vanwege zijn formaat en vechtlust. Ook voor consumptie wordt hij veel gevangen. Door zijn veelzijdige dieet heeft de brasem een milde en zoete smaak. Hij kan op verschillende manieren worden bereid, zoals gefrituurd, gebakken of gegrild.