Alle vogels hebben veren, of ze nu kunnen vliegen of niet. Veren bedekken en beschermen het lichaam, zoals de haren dat bij zoogdieren doen, en de schubben bij vissen en reptielen.
Vogels stammen af van de reptielen, en vogelveren zijn eigenlijk heel bijzondere en sterk ontwikkelde schubben. Net als schubben (die bij vogels nog voorkomen op de poten), liggen de meeste veren dakpansgewijs over elkaar. Zowel schubben, veren als haren bestaan uit hoornstof, een vorming van de opperhuid.
Nut van veren
Veren hebben meerdere functies. Ten eerste hebben ze een isolerende werking. Tussen de veren wordt een laagje lucht vastgehouden dat wordt opgewarmd door het lichaam. Ze houden beter warmte vast dan de lichaamsbeharing van zoogdieren! Ook vergroten de veren het vleugeloppervlak en dat zorgt voor een beter vliegvermogen.
Hoeveel veren heeft een vogel?
Onderzoekers doen soms de gekste dingen. Zo heeft men wel eens geteld hoeveel veren een vogel heeft. Twee uitersten zijn de Amerikaanse fluitzwaan, waarbij men 25.216 veren telde, en de robijnkolibrie, die slechts 940 veren had.
De veren van een vogel zijn in vier soorten te verdelen:
- Dons; isoleert en stoot water af.
- Dekveren; geven de vogel zijn stroomlijn en houden ook warmte vast.
- Slagpennen; geven lift- en stuwkracht zodat de vogel kan vliegen.
- Staartpennen; zorgen voor stabiliteit, voor sturen en remmen.
Donsveren en dekveren
Veren zijn heel geschikt voor vliegende dieren. Ze zijn bijzonder licht van gewicht. De donsveren, die dicht tegen het lichaam aanliggen, zijn vooral zacht en warm. Daaroverheen liggen de dekveren. Die hebben een zachte, maar stevige structuur.
De stevigheid van een veer ontstaat doordat de fijne zijtakjes die uit de centrale schacht ontspringen (de ‘baarden’ en ‘baardjes’), zodanig in elkaar haken, dat ze een gesloten oppervlak vormen. Als je probeert een veer uit elkaar te trekken, merk je hoe hecht die samenhang is. Een dicht verenpak, en vooral een dichte laag donsveren, geeft een uitstekende isolatie tegen de kou. Door de dakpansgewijze ligging van de dekveren wordt de huid van de vogel in de regen niet nat: het water loopt eraf.
Slagpennen en staartpennen
De lange slag- en staartpennen zijn de stevigste veren van een vogel. Ze dienen voor de voortstuwing, het sturen en het afremmen, en vergroten het draagvermogen van vleugels en staart. Het kost een vogel met grote, brede vleugels weinig energie om in de lucht te blijven. Kijk maar naar roofvogels. Door hun grote vleugeloppervlak kunnen die tijdenlang zweven zonder met hun vleugels te slaan.
Vogels kunnen de houding van de pennen nauwkeurig bijstellen. Zo regelen ze de hoeveelheid lucht die door de vleugels en staart heengaat. Een zwevende of vliegende vogel kan daardoor zijn snelheid, hoogte en positie exact bepalen, nauwkeurig sturen en precies op tijd afremmen. Bij veel vogels hebben allerlei veren een bijzondere vorm, structuur en kleur. Dat hangt samen met de levenswijze. De veren van een struisvogel, een uil of een kolibrie lijken nauwelijks op elkaar, maar het bouwplan is in alle gevallen hetzelfde.
Ruien
Veren gaan niet een heel vogelleven mee; vogels ruien ook. Vaak gebeurt dat in de herfst, maar sommige vogels ruien ook in het voorjaar. Ontdek hoe de rui werkt en hoe je je vogel door de rui helpt.